
The white cave | kort spiritueel verhaal over 2012 |
Eind 2012 werd ik samen met een aantal andere (aspirant) schrijvers gevraagd of ik een kort verhaal wilde schrijven als bijdrage voor een boek.
Nou, dat hoefde mij maar één keer gevraagd te worden: natuurlijk deed ik mee!
Het onderwerp was 2012 en ik kreeg wat restricties qua lengte en dergelijke, maar verder had ik helemaal de vrije hand.
Désirée Wassenaar, die net een kinderboek had uitgebracht, was ook van de partij. We waren allebei best enthousiast.
Mijn verhaal was in een vloek en zucht geschreven. Dat van Désirée ook.
Maar het redigeren, samenvoegen en de opmaak nam, zoals te verwachten, wat langer in beslag. En zo kwam het dat het boek over ‘het einde van 2012’, pas vanaf 2013 in de winkels lag.
Maar een kniesoor die daar op lette: we hadden weer een publicatie erbij, Dees en ik.
Nu, zoveel jaren later, is het verhaal dat ik destijds schreef, nog steeds actueel. Zelfs méér dan destijds. Ik vond het deaarom de moeite waard om mijn verhaal even op te duikelen en af te stoffen en aan te bieden. Omdat het nog steeds klopt. Omdat het nog steeds voor herkenning zorgt. Omdat het gewoon een mooi verhaal is. Hoopgevend, echt en boeiend.
Vandaar dat ik dit verhaal aanbied als gratis te downloaden PDF.
In ruil voor jouw email adres, waardoor je mijn maandelijkse nieuwsbrief gaat ontvangen.
Win – win, toch?
Hieronder alvast een stukje:
The White Cave | een kort spiritueel verhaal over 2012
Auckland, ik ben er weer.
Al bij voorbaat genietend loop ik naar de uitgang van de aankomsthal, wetend dat
buiten de warmte als een welkome deken over me heen zal vallen.
Bij de deur staat een kerstboom versierd te stralen, een vreemd gezicht in
combinatie met de verblindende zon buiten.
16 december 2012, winter in Nederland, maar zomer in Nieuw-Zeeland! Heerlijk!
Buiten trek ik mijn jas uit, zet mijn zonnebril op en kijk zoekend rond naar het
autoverhuurbedrijf.
Na geruime tijd wachten en de nodige formaliteiten loopt een vriendelijk meisje
mee naar mijn busje.
Ik volg met haar de check up van het aftandse Mercedes busje dat voor de
komende tijd mijn thuis zal zijn, zet mijn handtekening, krijg de sleutels en
even later rijd ik de brede snelwegen rond Auckland op.
Het begin van mijn reis is duidelijk: Stillwater, het dromerige vissersplaatsje net
boven Auckland, is de bestemming van mijn eerste dag. Onderweg stop ik nog bij
een supermarkt en sla wat voorraden in voor de komende dagen. Groente, brood,
sinaasappelsap, kaas, en oh ja……breed grijnzend leg ik 3 grote stukken Cadbury
chocola in mijn winkelkarretje, die gevolgd worden door 2 flessen rode wijn van
hier. Mij kan niets meer gebeuren!
Ik heb drie weken Nieuw-Zeeland voor de boeg, in mijn eentje, en voel me nu alweer
thuis en op mijn gemak. Een droom heeft me op pad gestuurd, een ervaring, een
mystieke beleving die griezelig echt leek, en ik ben vastbesloten uit te zoeken
wat hij voor mij betekent.
Het drukke verkeer rond Auckland en de lange vliegreis maken dat ik al mijn aandacht
nodig heb bij het rijden; pas wanneer ik merk dat mijn schouders ontspannen,
realiseer ik me dat de omgeving is veranderd. De drukke snelweg is overgegaan
in een rustige tweebaansweg, die slingerend een weg zoekt tussen steeds groener
landschap.
Op een stille plek stop ik om een kopje thee te zetten.
Terwijl het water aan de kook komt gooi ik de deur van de kleine camper open en
ruim ik mijn boodschappen in.
Opeens hoor ik gesnuif achter me en voor ik weet wat er gebeurt voel ik hoe een
onderzoekende neus hardhandig in de holte van mijn knie wordt gedrukt.
Ik gil onwillekeurig en verlies bijna mijn evenwicht.
Terwijl ik me vastgrijp aan het kleine aanrechtje draai ik me om en kom ik oog
in oog te staan met een enthousiaste bruine labrador. Twee poten staan al
binnen en hij doet verwoede pogingen om verder binnen te komen, iets dat hem
telkens net niet lukt.
Het is een komisch gezicht en ik schiet in de lach terwijl ik me vooroverbuig om
hem te aaien.
‘Nee, joh, blijf jij nou maar buiten, ik heb helemaal niks voor honden in dit
busje’, lach ik, terwijl ik hem naar buiten probeer te duwen.
Dan hoor ik een brul: ‘Damned, Rocket, get out of there, you stupid dog!’, en een
roodharige beer van een vent komt zo snel hij kan aanrennen.
De hond kijkt even achterom, trekt als het ware even de schouders op, en kijkt
weer hoopvol op naar mij terwijl zijn baas schreeuwend en tierend dichterbij
komt.
‘It’s all right, no problem’, roep ik, waarop de man hijgend tot stilstand
komt, met één arm steun zoekt tegen het busje en tegelijkertijd de halsband van
de hond probeert te pakken.
Ik spring uit het busje en Rocket duwt nu zijn neus zoekend tegen mijn handen. Pas
wanneer hij ervan overtuigd is dat ik echt niets te eten voor hem heb, laat hij
zich door zijn baasje vastleggen aan de riem.
‘That freakin’dog’, zegt de eigenaar amechtig hijgend terwijl hij bestraffend
naar Rocket kijkt, ‘he would pursue a dying man to hell if he could snatch
something to eat from him!’.
Lachend verzeker ik hem dat het allemaal OK is.
Ik vertel hem dat ik net ben aangekomen in Nieuw-Zeeland en dat de ontmoeting met
zijn hond een leuke variant is op de gebruikelijke kennismaking met nieuwe
mensen in een vreemd land.
Het theewater kookt en ik nodig de grote roodharige man uit voor een kop thee.
Na een korte aarzeling stemt hij toe en terwijl ik bekers zoek voor de thee
haalt hij twee klapstoeltjes uit het busje.
Voorzichtig laat hij even later zijn grote lijf in het kleine stoeltje zakken
en pakt zijn kop thee aan.
“So, where you’re from, then, eh?’ opent hij het gesprek.
Ik vertel hem van mijn eerdere reis door Nieuw-Zeeland, hoe ik verliefd ben
geworden op het land, de ruimte, de natuur, en op de vriendelijke mensen.
‘And where are you heading to then, eh?,’ vraagt hij belangstellend.
Ik aarzel even en bedenk dat iedereen thuis me voor gek heeft verklaard toen ik
het doel van mijn reis vertelde.
‘I was thinking to head up to Rotorua’, zeg ik zo achteloos mogelijk en ik vertel
hem over de laatste keer dat ik er was. Hoe ik destijds al onder de bekoring kwam
van de onwereldse schoonheid van die plek.
Mijn vriendelijke gast begint te stralen: hij heeft vrienden in Rotorua, en ene
Dave runt daar het beste restaurant met een hotel waar je heerlijk kunt
overnachten.
Hij grijpt in zijn binnenzak en haalt een aftandse GSM tevoorschijn. Vóórdat ik
er iets tegen in kan brengen is hij al aan het bellen.
Er volgt een luidruchtig gesprek waarbij ik me onwillekeurig afvraag of degene aan
de andere kant van de lijn doof zou kunnen zijn.
Ondertussen wel, concludeer ik.
‘What’s your name, love?’.
Overvallen door deze vraag die op normale luidsterkte tussen het gebrul door
wordt gesteld antwoord ik: ‘Kendra Angenent’. Hij aarzelt even.
‘It’s Kendra from Holland,’ brult hij vervolgens weer, ‘now you make sure that you
have a room available for her, you hear, ye old rascal, and give her good food,
cause she’s a skinny little thing, she is!’, en met die woorden sluit hij het
gesprek af en kijkt me tevreden aan.
‘That’s settled, then, just go there and tell’m that Curley Chris sent you, and
they’ll take excellent care of you!’.
Ik bedank hem vrolijk lachend, maar hij wuift mijn bedankjes weg en wurmt zich uit
het klapstoeltje.
‘Come on, Rocket, ye old fart, let’s go. That was a fine cuppa, love, now you
take care and have fun!,’en met die woorden draait hij zich om en maakt
aanstalten om weg te gaan.
Ik bedank hem nogmaals en kijk hem glimlachend na. Dan bedenk ik me opeens
iets.
‘Oh, wait, what is the place’s name in Rotorua? ‘ roep ik hem na.
Terwijl hij doorloopt roept hij over zijn schouder terug:
‘Didn’t I tell you? The white cave!’
Wil je meer lezen, stuur me dan even een mailtje via het contactformulier met je email adres en naam. Ik mail je dan per omgaande het verhaal in PDF vorm toe.